maandag 20 september 2010

Prakkezere is veur erme luuj

Waar krijg jij inspiratie van? Van jouw vakantie, van het tijdschrift wat in de wachtkamer van de tandarts ligt of van iets heel anders?

Voor mij komt inspiratie in ieder geval wanneer ik het ‘t minst verwacht. Namelijk wanneer alles hopeloos lijkt te zijn. Op zo’n moment sta je blijkbaar open voor allerlei mogelijkheden die eerder belachelijk leken. Ik weet zeker dat ik niet de enige ben waarvoor nieuwe inspiratie net op het nippertje komt. Er zijn zelfs een aantal spreekwoorden en gezegden die hier iets over zeggen.

Prakkezere is veur erme luuj is mijn absolute favoriet. Het is een Limburgs spreekwoord en betekent: peinzen is voor arme mensen.

De komende maanden is er weer tijd om te prakkezere. Het succes van onze overpeinzingen ligt volgens ‘mijn’ spreekwoord in hoe goed of slecht we onze campings, pretparken of groepsaccommodaties vol hebben gekregen in de zomervakantie.

Wil je voorkomen dat je langzaam maar zeker verandert in een erme mins (arm mens), dan kun je maar beter onmiddellijk inspiratie opdoen. En dat doe ja natuurlijk bij de RECRON Junior club. Tenminste, als je jonger bent dan 35 jaar en werkzaam bent in een van de 6 bedrijfstakken die RECRON formuleert.

De RECRON Junior club organiseert 2x per jaar studiereizen voor haar ruim 80 leden. In het voorjaar hebben we een interessante studiereis beleefd in Noord-Limburg. We zijn onder andere op bezoek geweest bij Attractiepark Toverland en daar geïnspireerd door Caroline Maessen, ook zijn we op de parken van Ronald Hoppzak (De Schatberg) en Robert Blok (Resort Arcen) geweest.

In het najaar, van 3 t/m 6 november, staat een studiereis naar Duitsland op het programma.

Interesse in de RJC? Kijk op onze website www.recronjuniorclub.nl voor een leuk en informatief filmpje. Aanmelden voor bijeenkomsten of lid worden kan ook via de website!

donderdag 2 september 2010

Wetsvoorstel permanente bewoning recreatiewoningen

De permanente bewoning van recreatiewoningen in strijd met het bestemmingsplan houdt de landelijke politiek al vele jaren bezig. Veel gemeentes hebben deze vorm van wonen lang gedoogd. Onder druk van de rijksoverheid komt hier inmiddels een eind aan. De minister van VROM heeft de gemeentes opgedragen de illegale situaties te legaliseren door bestemmingsplannen aan te passen of op te heffen door handhavend op te treden. Omdat er zo lang gedoogd is, vreesde de Tweede Kamer voor schrijnende situaties waarin legalisering niet mogelijk zou blijken. Als gevolg hiervan zal er tegen één groep bewoners niet handhavend worden opgetreden. Om dit wettelijk vast te leggen, heeft de minister een voorstel voor de Wet vergunning onrechtmatige bewoning recreatiewoningen naar de Tweede Kamer gestuurd.
De groep mensen op wie het wetsvoorstel ziet, had de recreatiewoning op 31 oktober 2003 (vlak voor de aankondiging van het nieuwe beleid door de minister van VROM) als woning in gebruik en heeft dit gebruik tot in elk geval 1 januari 2010 voortgezet. De bewoner zal dit zelf moeten aantonen, bijvoorbeeld door het overleggen van een bewijs van inschrijving in de GBA of gegevens van de Belastingdienst en andere (overheids)instanties waaruit van de bewoning blijkt. Personen aan wie de gemeente al vóór 31 oktober 2003 had gemeld dat tegen hen handhavend zou (kunnen) worden opgetreden, vallen buiten de groep. Ook buiten de groep vallen degenen die in een recreatiewoning wonen die niet voldoet aan de eisen die de Woningwet en het Bouwbesluit aan bestaande woningen stellen of die te dicht bij landbouw en industriegebieden zijn gelegen.

Wie wel onder de genoemde groep valt, kan volgens het wetsvoorstel bij de gemeente een vergunning opeisen, op grond waarvan hij of zij in de recreatiewoning kan blijven wonen. Deze vergunning is persoonsgebonden en vervalt zodra de houder de bewoning beëindigt.

Het wetsvoorstel is bekritiseerd door de Raad van State omdat de wettelijke regeling voor de uitzonderingsgevallen niet nodig zou zijn. De minister denkt hier anders over en heeft het wetsvoorstel toch bij de Tweede Kamer ingediend. Het laatste woord over de permanente bewoning van recreatiewoningen is dus voorlopig nog niet gezegd.

dinsdag 13 juli 2010

Touwtrekken of op excursie?


Deze week werd ik wederom bevestigd in het feit dat vrijetijdsondernemers een behoorlijke dosis kennis van ruimtelijk juridische zaken moeten hebben. Ik verzorgde de inleiding van een kennismiddag bij Hekkelman advocaten in Arnhem met als doelgroep: eigenaren van kampeer- en bungalowparken en gemeenteambtenaren. Hierbij ging het om de vraag: hoe moeten recreatieondernemers en ambtenaren omgaan met de WABO (wet die 25 regelingen samenbrengt in één omgevingsvergunning)? Het resultaat van de middag was een kijkje in de rijke wereld van ruimtelijk juridische kennis: bouwvergunningplicht, permanente bewoning, vergunningverlening, handhaving, etc.

In mijn inleiding introduceerde ik het vakantiepark van Jan & Joset; een middelgroot vakantiepark met 300 eenheden (kamperen, vaste gasten en verhuuraccommodaties). Het recent verschenen impactmodel (www.zka.nl/impactmodel) berekent dat dit vakantiepark voor €1,3 miljoen aan bestedingen in locale horeca en detailhandel zorgt. Daarnaast zorgt het park voor indirecte werkgelegenheid in de omgeving van maar liefst 18 fte!
Om een toekomstgerichte stap te zetten is het vakantiepark genoodzaakt om 5 ha. uit te breiden. Het bedrijf wordt over een paar jaar overdragen aan de oudste dochter van de eigenaren. Daarom hebben Jan & Joset een natuurterrein gepland met 135 CO2-neutrale hooibergen. De gemeente is echter terughoudend over de uitbreidingsplannen en het echtpaar is na acht jaar knokken, volledig murf van alle bestemmingsplanprocedures.

Tot nu hebben de gemeente en met name Jan zich laten verleiden tot planologisch getouwtrek. Gelukkig kunnen ze het nu, door de komst van het impactmodel, eindelijk met elkaar over de sociaal-economische impact van het bedrijf en de leefbaarheid van hun regio hebben. De verhuur van 135 hooibergen levert maar liefst 14 fte extra werkgelegenheid in de omgeving op en zorgt voor €2,5 miljoen extra bestedingen in de locale middenstand. De discussie verschuift zodoende naar datgene wat de ondernemer en de gemeente bindt.

Ik heb gemeenteambtenaren verleid om óók eens door de sociaal-economische bril naar uitbreiding van recreatiebedrijven te kijken. Deze bril laat een totaal andere wereld zien. Want wat zou het mooi zijn dat vrijetijdsondernemers geen studie planologie nodig hebben om de gemeente te overtuigen van noodzakelijke structuurversterking.

De slotsom voor Jan & Joset: als de wil er is, kan zelfs het meest krachtige slot van de gemeente geopend worden. Aan deze ondernemers het advies om een verrassende excursie voor gemeentelijke politici te organiseren. RECRON helpt ze hier graag bij.

Lang leve het impactmodel!

dinsdag 13 april 2010

Column: Van winterblues naar lentekriebels

Wat een winter hebben we achter de rug! Het heeft zeker vijf keer royaal gesneeuwd hier in Limburg en de grond was lange tijd keihard. Het voordeel van het barre weer was natuurlijk wel dat er flink geschaatst kon worden. Helaas is het niet tot een Elfstedentocht gekomen maar ‘onze olympiërs’ zorgden in Vancouver voor veel ijsplezier en sleepten zes schaatsmedailles in de wacht. Niet alleen het weer was bar en boos. Ook de politiek kende roerige tijden. Na weken van onrust trok de PvdA dan toch de stekker uit het kabinet. En zo kwam er ook een einde aan Balkenende IV.

Op onze recreatiebedrijven hebben we het nog steeds te stellen met de winter 2009/2010. Door het slechte weer liggen veel bedrijven achter op de planning en komt de opening van het seizoen in het gevaar. Bedrijven die deze winter investeerden in bouwprojecten of infrastructuur kwamen in de problemen. Bouwvakkers hebben nog nooit zoveel ‘ijsvrij’ gehad als de laatste paar maanden en deadlines komen in het gedrang.
Vandaag kijk ik naar buiten en een voorzichtig zonnetje komt tevoorschijn. Heerlijk, je hoort weer vogels fluiten en je kunt de lente al bijna ruiken.

Eigenlijk gaan we helemaal nog niet zo’n slechte tijd tegemoet. We mogen opnieuw naar de stembus omdat we in een prachtig democratisch land wonen. Dit biedt weer nieuwe kansen, ook voor toerisme en recreatie! Tevens bereiken de berichten over de herstellende economie ons. Dit jaar wordt een jaar waarin het binnenlands toerisme verder aantrekt. RECRON deed onderzoek onder haar leden en bracht een rapport uit, waaruit bleek dat de vraag naar verblijfsaccommodatie toeneemt. Het CBS bevestigt dit bericht. In 2009 deden we het als sector vier procent beter dan voorheen.

Hopelijk brengt de paashaas ons in 2010 ook vier procent meer omzet. Dat zou wat mij betreft definitief een einde maken aan de winterblues en plaats maken voor nóg meer lentekriebels.

Jeske van Gerven

Column: Worden kleine meisjes groot?

In mijn professionele leven ben ik meestal de jongste. Ook nu: van de drie columnisten die voor deze nieuwe rubriek schrijven, ben ik weer de jongste. En bijvoorbeeld tijdens een presentatie van vier studenten dacht men dat ik de vijfde student was.

Maar laat ik beginnen bij het begin. In een eerste column dien je jezelf voor te stellen. En ik houd me graag aan de regels.

Zesentwintig jaar geleden zag ik het levenslicht. Ik groeide op in de speeltuin van Recreatiepark BreeBronne. Toen de speeltuin te klein werd zette ik mijn eerste stappen richting werken in toerisme en recreatie. Op mijn vierentwintigste besloot ik om, naast mijn werkzaamheden voor BreeBronne, een communicatiebureau te starten. Met mijn bedrijf Rode Laarzen ondersteun ik bedrijven op gebied van marketing en communicatie. Ook organisaties die werkzaam zijn in recreatie natuurlijk!

Voor één van mijn cliënten organiseerde ik onlangs een seminar. Toen het onderwerp ‘scholing’ ter sprake komt, keek men onwillekeurig mijn richting uit. Men dacht dat ik student was. Niet dat dit mij beledigde maar ik wil wel serieus genomen worden en ik vind dat ik dat ook verdien. Toch moet ik elke keer voor mijn positie vechten. Voor dit probleem heb ik de oplossing gevonden in de Recron Junior Club. Deze club is immers in het leven geroepen voor jongeren die in toerisme en recreatie werkzaam zijn. De leden lopen tegen dezelfde zaken aan als ik. Sinds 2009 versterk ik het bestuur van de RJC. Dit geeft mij de mogelijkheid om iets terug te doen voor de leden.

RJC-leden zijn pensioengerechtigd wanneer zij dertig jaar worden. En, net als de Tweede Kamer, wil ook het bestuur van de RJC de pensioengerechtigde leeftijd heroverwegen. Als de leden instemmen met het voorstel, zal de maximale leeftijd opgerekt worden naar vijfendertig jaar. Dit betekent dat belangrijke ervaringen die je vaak rond je dertigste opdoet (bedrijfsovername) gedeeld kunnen worden met lotgenoten.

Wat mij betreft bekijken we over negen jaar of de maximale leeftijd opnieuw naar boven bijgesteld moet worden. Want dan moet ik met pensioen. Zal ik op een dag dan niet meer de jongste zijn?

Jeske van Gerven

donderdag 18 februari 2010

Verhuur van een bedrijfswoning bij de horecavoorziening

In de praktijk komt het regelmatig voor dat de exploitatie van de horecavoorziening op een recreatiepark aan een derde wordt uitbesteed. De recreatieondernemer verhuurt de horecaruimte dan aan de exploitant en vaak wordt daarbij tevens een bedrijfswoning op het terrein aan de exploitant verhuurd. De bedoeling van de ondernemer is dat, als de exploitant de exploitatie (al dan niet vrijwillig) staakt, hij verplicht is de horecaruimte en de bedrijfswoning te verlaten. Vaak is een dergelijke verplichting ook met zoveel woorden in de huurovereenkomst opgenomen.

In de praktijk komt het echter regelmatig voor dat, indien de exploitant de exploitatie (onvrijwillig) staakt, hij vervolgens weigert de bedrijfswoning te ontruimen en aanspraak maakt op de huurbescherming die geldt voor woonruimte. Kan een dergelijk beroep op huurbescherming echter slagen?

Het huurrecht kent (zeker ten aanzien van woonruimte) een groot aantal regelingen die dienen ter bescherming van de huurder, zoals bijvoorbeeld beperkte mogelijkheden om de huurovereenkomst te beëindigen. In een huurovereenkomst kan niet van die bepalingen worden afgeweken.

Het is slechts onder bepaalde omstandigheden mogelijk met de huurder van een bedrijfswoning overeen te komen dat de bedrijfswoning bij het beëindigen van de huurovereenkomst met betrekking tot de bedrijfsruimte eveneens moet worden ontruimd. Er dient sprake te zijn van een mede gelet op de bestemming van de bedrijfsruimte “afhankelijke” bedrijfswoning. In de rechtspraak zijn al vaak uitspraken gedaan waarin aan de orde komt of en onder welke omstandigheden sprake is van een afhankelijke woning. Daarbij spelen bijvoorbeeld de volgende vragen een rol:
- Vergt de aard van het bedrijf een voortdurende en onmiddellijke aanwezigheid van de
huurder?
- In hoeverre draagt bewoning van de woning bij tot de exploitatie van het bedrijf?
- Is er een aparte opgang naar de woning?
- Is er een interne verbinding tussen de bedrijfsruimte en de woning?
Komt een kantonrechter tot het oordeel dat gelet op de feitelijke omstandigheden geen sprake is van een afhankelijke woning, dan kan het zo zijn dat de exploitant de bedrijfsruimte dient te ontruimen maar in de bedrijfswoning mag blijven wonen. In de praktijk kan dat verstrekkende gevolgen hebben voor u als ondernemer. Zo kunt u de bedrijfswoning niet aan de nieuwe exploitant ter beschikking stellen, heeft u een permanente bewoner op het park wonen en zal permanente bewoning op grond van het bestemmingsplan (anders dan als bedrijfswoning) veelal niet zijn toegestaan, het gevolg kan zijn dat de gemeente handhavend optreedt.

Of sprake is van een afhankelijke woning zal per geval beoordeeld moeten worden, omdat dit sterk afhankelijk is van de feitelijke omstandigheden. Vaak zal hierover ook gediscussieerd kunnen worden. Ter illustratie twee voorbeelden.
De kantonrechter uit Maastricht oordeelde dat wel sprake was van een afhankelijke woning in het volgende geval. De woning was gelegen boven een caféruimte. De feitelijke indeling van het gebouw was als volgt. De voordeur van het pand gaf toegang tot een kleine hal. Vanaf die hal leidde één deur naar de caféruimte en één deur naar de bovenwoning. Om naar de bovenwoning te kunnen komen was men dus gedwongen door de hal te lopen die tevens toegang gaf tot het café. Onder die omstandigheden oordeelde de kantonrechter dat sprake was van een afhankelijke bedrijfswoning, omdat geen sprake was van een “eigen opgang”.
In een soortgelijke zaak oordeelde het Hof ‘s-Gravenhage anders. Ook daar was sprake van een woning gelegen boven een caféruimte. Het woongedeelte was te bereiken via een kleine hal. Er bestonden twee toegangsmogelijkheden tot de hal. Via een (afsluitbare) deur in het cafébedrijf en via een tweede deur die toegang gaf tot een overdekte steeg die geen onderdeel uitmaakte van de bedrijfsruimte of de bedrijfswoning. Ten behoeve van de bovenwoning bestond ook geen expliciet recht om de steeg te gebruiken als toegang naar de desbetreffende deur. In deze zaak oordeelde het Hof dat geen sprake was van een afhankelijke bedrijfswoning, omdat sprake was van een “eigen opgang”. Uiteraard speelde in voormelde twee gevallen ook andere omstandigheden een rol. De vergelijking illustreert echter duidelijk dat kleine feitelijke omstandigheden doorslaggevend kunnen zijn. U doet er als ondernemer dan ook goed aan zich vooraf over de risico’s van uw concrete geval te laten adviseren, zodat u zich daarvan bewust bent en zonodig en waar mogelijk in de overeenkomst nadere bepalingen kunt opnemen om de risico’s uit te sluiten of te verkleinen.